Mary Shelley

Op een stormachtige nacht aan het meer van Genève, te midden van dichters en fantomen, riep ik Frankenstein en zijn schepsel op uit de door storm verlichte krochten van mijn verbeelding.

Vraag me hoe de erfenis van een dochter met radicale gedachten en de toewijding van een weduwe aan het geheugen me ertoe brachten om de grenzen tussen leven, dood, uitvinding en de pijnlijke eenzaamheid van buitenstaanders te verkennen.

Ik heb de angsten van mijn tijd verweven in een gotische klaagzang die standhoudt en iedereen die het leest uitdaagt zich af te vragen: wie zijn in werkelijkheid de monsters die we maken?